Skip to main content

Mestonderzoek en ontwormadvies

Wormen worden in de praktijk nog weleens onderschat, maar ze kunnen enorme problemen veroorzaken bij paarden. Ze ontwikkelen zich zowel buiten als binnen het paard, met als eindstadium een volwassen worm die zich meestal in het maag-darmkanaal bevindt. Er zijn verschillende typen wormen met ieder hun eigen cyclus, waardoor het van belang is de wormbestrijding op het specifieke paard aan te passen. Het is dus maatwerk.

Wormsoorten

Hieronder volgt een opsomming van de meest voorkomende wormsoorten bij het paard:

  • Veulenworm (Strongyloides westeri) – De larven van deze worm worden in de merriemelk uitgescheiden en door het veulen opgenomen doordat ze de huid of het mondslijmvlies binnendringen. Een veulen dat besmet is met de veulenworm heeft last van diarree, vermageren en soms koliek. Volwassen paarden kunnen wel drager zijn, maar vertonen zelden ziekteverschijnselen.
  • Spoelworm (Parascaris equorum) – Na opname via het maagdarmkanaal maken de larven een trektocht door de lever en longen. Dit kan leiden tot longklachten, vermagering en koliek. Vooral jonge paarden (tot 2 à 3 jaar) zijn gevoelig, maar ook oudere paarden kunnen besmet raken. De eitjes overleven goed in de omgeving en kunnen veulens van het ene op het andere jaar infecteren.
  • Kleine strongyliden (Cyathostominae/rode bloedwormen) – Na opname kunnen de larven van de kleine strongyliden zich ontwikkelen tot een volwassen worm die eieren uitscheidt of ze kunnen zichzelf inkapselen in het darmslijmvlies. Vooral in de winter zitten er weinig volwassen wormen in de darm, maar zullen er voornamelijk larven in de darmwand zich ingekapseld houden. Deze ingekapselde larven zijn ongevoelig voor de meeste wormmiddelen. De meest ernstige verschijnselen zien we bij jonge paarden (1-3 jaar) in de winter en het vroege voorjaar, wanneer de ingekapselde larven massaal vrijkomen uit het darmslijmvlies. De verschijnselen zijn vermageren, diarree, doffe vacht, bloedarmoede en soms koliek. Deze wormen komen het hele jaar voor bij paarden van alle leeftijden.

    Immuniteit tegen deze wormen treedt slechts langzaam en gedeeltelijk op, maar over het algemeen scheiden volwassen paarden minder wormeieren uit dan onvolwassen paarden en vertonen ze minder snel ziekteverschijnselen. Omdat er in de winterperiode weinig volwassen wormen leven in het paard is op dat moment de ei-uitscheiding laag, terwijl het wel mogelijk is dat het paard op dat moment last heeft van de ingekapselde larven.

  • Grote strongyliden (Strongylus spp.) – De larven maken een trektocht door de vaatwand van de darmslagader en kunnen de bloedvaten beschadigen, wat koliek tot gevolg heeft. Gelukkig komt Strongylus vulgaris steeds minder voor door effectieve ontworming.
  • Lintworm (Anaplocephala perfoliata, A. magna, A. mamillana) – Een paard raakt besmet met de lintworm door het eten van een mosmijt die besmet is met de blaasworm. Deze blaasworm ontwikkelt zich in het paard verder tot lintworm. Deze lintwormen hechten zich vooral op de overgang van de dunne darm naar blinde darm en kunnen door de nauwe doorgang aldaar koliek veroorzaken. De eitjes van de lintworm zijn moeilijk aan te tonen d.m.v. mestonderzoek. Over het algemeen hebben paarden voornamelijk in het najaar en voorjaar last van een lintwormbesmetting.
  • Aarsmade (Oxyuris equi) – Deze worm leeft in het achterste gedeelte van de darmen en legt zijn eitjes rond de anus, wat leidt tot hevig staartschuren. Aarsmaden zijn vaak ongevoelig voor ivermectine.
  • Longworm (Dictyocaulus arnfieldi) – Komt voornamelijk voor bij ezels, die geen symptomen vertonen. Paarden die samen met ezels geweid worden kunnen besmet raken en ontwikkelen vaak chronische longklachten.
  • Paardenhorzel (Gasterophilus intestinalis) – In de zomer legt de horzel vlieg eitjes op de onderbenen van het paard. De larven worden opgelikt en ontwikkelen zich in de maag. Meestal veroorzaakt dit geen klachten, maar het kan leiden tot irritatie van het slijmvlies en verminderde eetlust.

Mestonderzoek

Door resistentieontwikkeling van wormen tegen ontwormingsmiddelen is het verstandig om elk paard individueel te benaderen. Mestonderzoek geeft inzicht in de aanwezigheid van wormeitjes, waardoor we gericht kunnen ontwormen. Welke ontworming nodig is, hangt af van de wormeitjes die worden aangetoond, de leeftijd en huisvesting van uw paard en het seizoen.

Mestpakketten

Om het overzicht te behouden, bieden wij in het voorjaar en de zomer mestpakketten aan. Voor een vast bedrag voeren wij 3-4 keer per jaar mestonderzoek uit, gevolgd door een deskundig ontwormingsadvies. Klanten met een mestpakket ontvangen korting op eventuele wormkuren.

Let op: In de winterperiode is mestonderzoek minder zinvol vanwege ingekapselde larven. Wij adviseren in deze periode een behandeling met Equest Pramox of Equimax, die ook werkzaam zijn tegen lintwormen.

Afspraak maken

Wilt u mestonderzoek laten uitvoeren of heeft u vragen over een ontwormingsschema? Neem gerust contact met ons op.